In groep 3 staat leren lezen vaak centraal: letters herkennen, woorden verklanken, zinnen vloeiend lezen. Maar wie goed kijkt, ziet dat er nóg iets belangrijks gebeurt. Terwijl kinderen steeds meer woorden kunnen lezen, moeten ze die woorden ook begrijpen. En dat lukt alleen wanneer hun woordenschat meegroeit.
Woordenschat en begrijpend lezen zijn als twee tandwielen. Zodra het één draait, beweegt het andere mee. Sterker nog: zonder voldoende woordkennis kan een kind een tekst technisch perfect lezen, maar toch de betekenis volledig missen.
In dit artikel lees je hoe woordenschat en begrijpend lezen elkaar versterken, waarom dat in groep 3 zo cruciaal is, en wat je als leerkracht of ouder kunt doen om die groei te stimuleren.
Een gemiddeld kind kent aan het eind van groep 3 ongeveer 3000 tot 5000 woorden actief en nog veel meer passief. Dat lijkt veel, maar in bijna elke tekst komen nieuwe of onbekende woorden voor:
‘klimmen’, ‘slingeren’, ‘balanceren’ in een verhaaltje over apen
‘stengel’, ‘wortel’, ‘kiem’ in een tekst over plantjes
‘regel’, ‘beurt’, ‘overleggen’ in een instructie of speluitleg
Wanneer een kind één belangrijk woord in een zin niet begrijpt, valt de betekenis vaak weg. Woordenschat is dus de poortenwachter van tekstbegrip.
Er is sprake van een krachtige wisselwerking:
Logisch: hoe meer woorden een kind kent, hoe beter het een tekst kan interpreteren.
Een rijkere woordenschat maakt dat een kind verbanden legt, conclusies trekt en begrijpt waarom iets gebeurt.
Kinderen leren woorden niet alleen uit directe uitleg, maar vooral uit context. In verhaaltjes ontdekken ze betekenissen door:
de situatie (“de vos sloop…”)
plaatjes
vervolgzinnen
herhaling in variaties
Wie teksten begrijpt, leert vanzelf nieuwe woorden bij.
Een kind dat de woorden begrijpt, kan echt meedoen: voorspellen, vragen stellen, redeneren. Dat maakt begrijpend lezen betekenisvol en leuk, en daarmee weer effectiever.
Woordenschatonderwijs in groep 3 werkt het best wanneer woorden in context worden aangeboden. Kinderen leren woorden sneller wanneer ze:
het woord zien
het woord horen in een zin
het woord doen of ervaren
het woord gebruiken in gesprek
Leerkrachten gebruiken daarom thema’s zoals lente, dieren, verkeer of beroepen. Zo krijgt een woord als verzamelen of onderzoeken echte betekenis.
Selecteer per tekst 3–5 kernwoorden. Geef een korte, duidelijke uitleg vóór of tijdens het lezen.
Bijvoorbeeld bij een verhaaltje over de dierentuin: roofdier, kooi, sissen.
Voorbewerken: nieuwsgierig maken, voorkennis activeren
Semantiseren: betekenis uitleggen, voorbeelden geven
Consolideren: oefenen in context, spelletjes, gesprekken
Laat woorden terugkomen in vragen als:
“Hoe weet je dat de slang sist?”
“Waarom is de tijger een roofdier?”
Zo koppelen kinderen betekenis aan tekstbegrip.
Gebruik teksten waarin veel te leren valt: verhalen, mini-informatieve teksten, rijmpjes, prentenboeken. Kinderen leren woordbetekenis vooral wanneer woorden natuurlijk in de tekst voorkomen.
Teken het woord, laat kinderen gebaren maken, gebruik foto’s. Beweging en beeld verankeren de betekenis.
Alledaagse gesprekken zijn goud waard.
Bijvoorbeeld:
“Het waaide vandaag hard, hè? Daardoor wapperde je jas.”
Prentenboeken en voorleesverhalen bevatten veel rijkere taal dan gewone gesprekken.
Stop af en toe en vraag:
“Wat betekent ‘vluchten’ eigenlijk? Waar vlucht hij voor, denk je?”
Zo worden passieve woorden actief.
Groep 4 is het jaar waarin begrijpend lezen een apart vak wordt, met langere teksten en duidelijke strategieën.
Kinderen die in groep 3 sterke woordenschatbasis hebben, starten met een enorme voorsprong.
Ze kunnen zich beter concentreren op strategieën, verbanden en tekststructuur omdat ze niet vastlopen op woordbetekenissen.
Woordenschat = de brandstof voor begrijpend lezen.
Groep 3 is het moment waarop die tank gevuld wordt.
Hoewel woordenschat geen eigen LVS-toets heeft, komt het onderdeel zeker terug op de toetsen begrijpend lezen van Leerling in Beeld, IEP, Dia en Boom. Dus ook om die reden is het van belang over een goede woordenschat te beschikken.
Woordenschat en begrijpend lezen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In groep 3 groeit die relatie het snelst: elk nieuw woord opent een stukje van de wereld, en elke tekst biedt een kans op nieuwe woorden.